Posts

Loslaten

Iedereen heeft zijn geesten uit het verleden. Mensen waarmee je op de één of andere manier unfinished business hebt. Ik krijg meer en meer het gevoel dat mijn geestenrijk iets te goed gevuld is. De vrouw van de bakker die boos reageerde omdat ik een bestelling te laat doorgaf, het meisje uit de lagere school dat ik heb gepest omdat ze timide was, de kinderen uit de lagere en middelbare school die mij hebben gepest omdat ik anders was, de vriendinnen die geen vriendinnen bleken te zijn, de vriendjes… Mijn geesten zijn een heel gevarieerd publiek. Er zijn er die me steevast koude rillingen bezorgen wanneer ik aan hen denk, en er zijn er die tranen over mijn wangen kunnen laten lopen. Sommige geesten zijn heerlijk warm en fluffy om me in te wentelen op koude winterdagen en andere doen me wakker schrikken in het midden van de nacht. Wat mijn geesten allemaal gemeenschappelijk hebben is dat ze me niet met rust willen laten. Ze zijn zeer high maintenance en vragen constant mijn aan

Fishstick

Sinds we hier wonen hebben we een kat. Maar niet heus. In de eerste maanden na de verhuis merkten we dat er regelmatig een mooie, peper-en-zoutkleurige kat op bezoek kwam. Eerst was hij schichtig, maar langzamerhand werden zijn visites frequenter en kwam hij kopjes geven en streeltjes vragen. De Pateekes vonden het natuurlijk geweldig. Pateeke 1 beschouwde de kat als haar eigen tremendum et fascinosum waarbij ze hem niet met rust kon laten, maar wanneer hij in haar richting keek: Ho maar. Pateeke 2 keek zoals steeds eerste de kat (ha!) uit de boom, maar nadien durfde ook hij steeds meer en meer met het diertje spelen. Het is typerend menselijk gedrag om een levend wezen zo snel mogelijk een naam te geven. Zo ook bij ons. Nadat alles clichés als Minou, Fluffie en Tijger waren gepasseerd, landden we op de naam Fishstick. Fishstick maakte al snel deel uit van ons dagelijkse leven. Er werden kattenbrokjes in huis gehaald, er werden stukjes garen geknipt om mee te spelen, en de TV

De Colruyt

Sinds een paar jaar slaag ik er sporadisch in om flink een lijstje te maken en naar de Colruyt te gaan om boodschappen te doen voor de hele week. Het zijn banale dingen als deze die voor mij een heel uitdaging zijn. Ten eerste: Het huis uit. Op zich heb ik daar niets op tegen, maar de kans is groot dat ik de OB (zie vorige post) tegenkom, en dat is reden genoeg om binnen te blijven. Wanneer ik dan toch ongezien in mijn auto geraak en op de parking van de Colruyt beland kan de nachtmerrie beginnen. Niets haalt naar mijn gevoel zo het slechtste in mensen naar boven als boodschappen doen. Op de parking is het wringen voor het beste plaatsje dicht bij de ingang, zodat we toch maar niet die twintig extra meter moeten stappen. Vervolgens naar de ingang, waar de chaos begint. Bij het nemen van een trein is het heel duidelijk: eerst laat je iedereen uitstappen, pas dan stap je in. Buiten enkele idioten die dit principe nog steeds niet doorhebben verloopt dit vrij vlot. Helemaal ander

Van B naar OB

B Toen we ongeveer anderhalf jaar geleden ons huis bouwden waren er nog bouwplaatsen over aan beide kanten van het huis. We wisten dat er aan de ene kant een open bebouwing zou komen en dat er aan de andere kant een andere halfopen bebouwing tegen ons aan zou worden gezet. Al snel zaten we volop in de werken en rees de nieuwe halfopen bebouwing als een paddenstoel uit de grond.   De eigenaars hadden we nog niet ontmoet, maar wel hun architect die al blaffend vroeg hoe het nu zat met de isolatie aan onze kant. Blijkbaar was er al wekenlang een dispuut tussen onze architect en die van de buren waar we niks van af wisten. Op een gezellige TV-avond kreeg ik plots een bericht van onze buurvrouw via Messenger waarin heel snel duidelijk werd dat mijn nieuwe buurvrouw en haar architect qua manier van communiceren perfect overeen kwamen. Aangezien ik (zie vorige blog) communicatie soms iets te snel als aanvallend ervaar, checkte ik toch maar even bij   Liefje en mijn zus (Zusje) om

Hoog gevoelig

Tijdens mijn jaren in de lagere school stuurde ik mijn ouders vaak naar het oudercontact om te vragen aan de juffen en meesters waarom ze zo vaak riepen tegen mij. Ik wilde weten wat ik mis deed. Elke keer opnieuw kwamen mijn ouders terug thuis met de melding dat het niet tegen mij was dat ze riepen, maar tegen de ‘stoute’ kinderen. Dat ik bij de braafste kindjes van de klas hoorde. Dat het zeker niet tegen mij was. Deze boodschap heb ik tientallen keren gehoord, maar het drong niet door. Het idee dat mensen kwaad zijn op mij of dat ik iets verkeerd doe zit er dus diep in gebakken. De zin ‘Trek het je zo niet aan’ betekent niks voor mij. Het is niet zo dat ik de betekenis van de woorden niet begrijp, maar me ‘iets niet aantrekken’ is iets dat ik gewoonweg niet kan. Mijn man (Liefje) doet pogingen om deze zin te vermijden, maar zelfs hij vindt het soms nog moeilijk om te begrijpen dat alles zonder filter bij mij binnen komt, en dat ik me zowat alles aantrek. Het is pas sinds e

Spaghetti

Toen ik op kot zat in Leuven besloot ik op een middag zelf spaghetti te maken. De andere inwonende studenten waren verschillende jaren ouder dan ik, dus de reputatie van ‘ons dutske’ was snel verdiend. Om voor mezelf te bewijzen dat ik ook echt wel kon koken ging ik op een moment dat er niemand anders in de keuken was aan de slag. Om helemaal eerlijk te zijn moet ik bekennen dat ik de spaghettisaus van mijn mama in een potje had meegekregen. Daaraan beginnen zou onbegonnen werk zijn, aangezien mijn mama de lekkerste spaghettisaus van de wereld maakt, dus die lat lag voor mij te hoog. Dan enkel nog water in een kookpot, laten koken, en vervolgens de Cappellini erbij. Verbaasd over hoe vlot alles verliep zette ik me even aan de keukentafel om wat te lezen terwijl ik wachtte tot de pasta gekookt was. Enkele minuten later rook ik een brandgeur. Verschrikt ging ik kijken en zag ik dat de pasta niet verbrand was, zoals ik vermoedde, maar dat hij effectief in brand stond. Ik was nie

De Ploeterklas (of het verhaal van de Twee Kikkertjes)

In de school van mijn kinderen (die ik in deze blog vanaf nu ‘De Pateekes’ zal noemen), is er De Ploeterklas. Elke week worden leerlingen die wat meer uitdaging nodig hebben uit de klas gehaald om in De Ploeterklas te leren ‘ploeteren’. Ze krijgen moeilijkere oefeningen, moeten projectwerk doen waarbij ze zelfstandig moeten werken etc. Mijn blog heet niet ‘De Ploeterklas’ omdat ik extra uitdaging nodig heb. Integendeel. Ik beschouw mijn leven als één grote uitdaging omdat ik niks anders lijk te moeten doen dan ploeteren. Soms met succes, vaak zonder. Mijn vader vertelde me als kind een verhaaltje over de Twee Kikkertjes. Twee kikkertjes waren in een emmer vol melk gevallen en dreigden te verdrinken. Het ene kikkertje was vastberaden om terug uit de emmer te geraken en bleef spartelen. Het andere kikkertje had het moeilijker en wou het opgeven. De ene kikker zei: ‘Blijf spartelen! Als je gewoon blijft spartelen en niet opgeeft geraak je er wel uit!’ Het andere kikkertje blee